Antonie

Antonie Kamerling is dood. Hij was mijn vriend. Hij was uniek. Niet uniek zoals in overlijdensadvertenties maar uniek als in dat er écht geen ander was zoals hij. Elke ontmoeting met hem was een avontuur. Hij maakte op een dag meer mee dan een ander in een jaar. De openbare ruimte was voor hem één groot theater. Iedereen die wilde kreeg een rol in zijn stuk. Gierend van de lach rolden we over straat, de tranen sprongen juichend uit onze ogen. Hij was een wandelende attractie. Een anekdotemijn. Maar ik vertel u er geen. Ik kan het niet. Hij was gevoelig, als een open zenuw, hij was hartelijk, grappig, romantisch, dromerig, perfectionistisch, slordig, sociaal, egoïstisch, lastig, tegendraads, liefdevol, afwezig, eigenwijs, slim, talentvol, leergierig, drammerig, fanatiek, vrolijk, depressief, intens, emotioneel, aanhankelijk, loyaal, knap, sterk, naïef, lief en stout en hij was het allemaal door elkaar. Hij spatte van het scherm en was de nieuwe Rutger Hauer, ook nadat hij de nieuwe Rutger Hauer niet meer was.

Dit is geen stuk met een mooi einde. Aan dit stuk hoort geen mooie einde. Ik schrijf dit stuk over hem omdat ik nergens anders over kan schrijven dan over hem. Ik wil niets moois schrijven. Ik wil niet iets schrijven waar u verdrietig van wordt, ik wil niet iets schrijven wat hem herdenkt. Ik wil niets, behalve naar de onderkant van deze kolom. Er is niets wat kleur mag hebben zo dicht op de dood van Antonie Kamerling. De depressie heeft hem omgebracht. Hij was veel te jong om dood te gaan. Hij had veel te veel om voor te leven. Maar iets in hem wilde dood en nu is hij dood. Of daar iets aan te doen was, of niet, is van geen belang. Hij komt niet terug. Hij is dood en het is verschrikkelijk. Dit is wat het is. Antonie Kamerling is dood. Hij was mijn vriend.